Is jouw gemeente klaar voor basisbereikbaarheid?

13.09.2018

Basisbereikbaarheid komt eraan. Wat houdt het in en waar moet je als gemeente aandacht aan besteden?

Elke Vlaamse gemeente werd opgenomen in een van 15 vervoerregio’s, waarmee het volledige Vlaamse grondgebied afgedekt wordt. In de loop van 2019 gaan die 15 vervoerregio’s elk een regionaal mobiliteitsplan opstellen. Dat zal eind 2020 resulteren in een hervormd openbaar vervoer volgens de principes van basisbereikbaarheid. Maar het decreet basisbereikbaarheid houdt meer in dan enkel een hervorming van het openbaar vervoer. De vervoerregio’s krijgen een belangrijke stem in heel het mobiliteitsbeleid, inclusief investeringen in infrastructuur, verkeersveiligheid, fietsbeleid, goederenvervoer, …

Meer weten over basisbereikbaarheid? Op 29 maart 2019 organiseren we een studiedag! Verslag studiedag

Vervoerregio's Vlaanderen

Meer inspraak voor steden en gemeenten

Veel gemeenten hadden het gevoel dat ze niet voldoende inspraak hadden in mobiliteitsbeslissingen. Vooral over De Lijn waren er veel klachten: wijzigingen in het aanbod openbaar vervoer konden in het verleden vaak niet. De rigide regels van basismobiliteit en opeenvolgende besparingen in het exploitatiebudget van De Lijn maakten de dialoog met de gemeentebesturen niet evident.

De vervoerregioraad zal dat allemaal in goede banen leiden. Naast vertegenwoordigers van het Vlaams niveau (departement Mobiliteit en Openbare Werken, Agentschap Wegen en Verkeer, De Vlaamse Waterweg en de interne exploitant van het kern- en aanvullend net – voorlopig beter bekend als De Lijn) is elke gemeente uit de vervoerregio vertegenwoordigd.

De vervoerregioraad zal instaan voor het opmaken en opvolgen het regionaal mobiliteitsplan en zal adviseren over Vlaamse investeringen (het Geïntegreerd Investeringsprogramma of GIP), over het treinnet, kernnet en fietssnelwegen.

Maar ook meer verantwoordelijkheden

De gemeenten in de vervoerregioraad gaan ook heel wat zelf gaan bepalen, zowel op gebied van openbaar vervoer (het aanvullend net en het vervoer op maat) en fietsbeleid (bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk).

Elke vervoerregioraad zal voor het openbaar vervoer kunnen beschikken over een gesloten enveloppe. Een deel van de enveloppe zal Vlaanderen vastleggen voor het kernnet, de rest kunnen de gemeenten onderling toewijzen aan het aanvullend net en het vervoer op maat.

De verplichting om een gemeentelijk mobiliteitsplan op te stellen zou verdwijnen. Daardoor vermindert de planlast, maar ontstaat ook het risico dat de fijnste mazen van het mobiliteitsnetwerk (voetpaden, lokale fietsverbindingen, trage wegen, …) onvoldoende aandacht krijgen. Ook de verknoping tussen de fijnmazige, lokale netwerken en netwerken uitgewerkt op een hoger niveau verdient aandacht, bijvoorbeeld voor het inplannen van mobipunten. Een ander aandachtspunt is de informatie-uitwisseling met andere gemeentelijke diensten, zoals de sport- of jeugddienst.

Daarmee belanden we bij de achilleshiel van het verhaal basisbereikbaarheid: participatie als bouwsteen voor het draagvlak is. In de proefprojecten bleek de participatie ondermaats en ondoordacht georganiseerd. Ook het decreet beperkt zich tot ‘minstens een openbaar onderzoek’. In het bijzonder de participatie door bepaalde bevolkingsgroepen, zoals jongeren, ouderen of vervoersarmen zal extra inspanning vragen, niet enkel door de vervoerregio, die in eerste instantie aangewezen wordt, maar ook door de gemeente.

Een stakeholdermanager die op maat van de vervoerregio de relevante stakeholders betrekt bij de voorbereiding van basisbereikbaarheid is al een belangrijke eerste stap in het stroomlijnen van de informatiedoorstroming.

 

Gemeente bewaakt de link met ruimtelijke ordening

De term basisbereikbaarheid doet een sterke link met ruimtelijke ordening vermoeden. De bereikbaarheid van (basis)voorzieningen kan gegarandeerd worden door mobiliteit en nabijheid.

Toch wordt die link niet hard gemaakt in het decreet en zit dit vervat onder de zeer algemene noemer “gedeelde verantwoordelijkheid creëren van de verschillende actoren”. We hebben een sterkere decretale basis nodig om projectontwikkelaars de meerkosten voor het voorzien van vervoer op maat of een verbinding voor de zachte weggebruikers naar de bestaande netwerken te laten dragen in plaats van deze bijkomende last bij de gemeente of openbaarvervoermaatschappij te leggen. Gezien de uitdagingen (lintbebouwing, baanwinkels, versnippering) en doelstellingen (betonstop) voor ons ruimtelijk beleid is het geen overbodige luxe de samenwerking tussen het departement Mobiliteit en Openbare Werken en het departement Omgeving decretaal te gaan verankeren en het departement Omgeving op zijn minst een echte stem te geven in de vervoerregioraad.

Basisbereikbaarheid stapt door op de ingeslagen weg van meer gemeentelijke autonomie. Het risico is dat je overal andere normen krijgt. Daarom is een een gemeenschappelijke en gedragen langetermijnvisie in een Mobiliteitsplan Vlaanderen een voorwaarde voor een geslaagde invoering van basisbereikbaarheid.

 

Geen tijd om te lanterfanten

De Vlaamse overheid wil nog dit najaar landen met het nieuwe decreet basisbereikbaarheid. In 2019 zullen dan de (omvangrijke) uitvoeringsbesluiten worden vastgelegd en kunnen de nieuwe gemeentebesturen meteen aan de slag met het opstellen van de 15 regionale mobiliteitsplannen. Terzelfdertijd wordt het nieuwe netwerk openbaar vervoer uitgetekend. In 2020 wordt alles uitgerold in Vlaanderen en eind 2020 is basisbereikbaarheid een feit.