Column: Geen paaltjes, geen gras

22.11.2021
paal

De verhoogde berm aan mijn huis is afgezet met paaltjes. Maar niet overal. Een paar jaar geleden sneuvelde zo’n paaltje. In plaats van 4 meter tussen de paaltjes is er nu 8 meter ruimte tussen. En dat valt op. Op die 8 meter groeit er nagenoeg geen enkel grassprietje, terwijl op de andere plaatsen het groen wel welig tiert tussen de paaltjes.

Dat het daar niet groen is, zie je overigens enkel overdag. ‘s Avonds staat daar altijd een auto. Gelukkig maar, zo’n desolaat stukje modder of vastgekoekte aarde (naargelang het seizoen), dat toont niet mooi, het devalueert onze buurt. Dan is zo’n mooi glimmende wagen te verkiezen, niet? Toch bleef ik met vragen zitten. Hoe kan het dat gras enkel groeit waar er paaltjes staan?

Ik vroeg het de bioloog, maar die kon me niet helpen. Die was te druk bezig zijn gazon niet te maaien.

Ik vroeg het de politieagent, maar die vertelde me enkel dat het een verhoogde berm binnen de bebouwde kom was en auto’s er dus niet mochten parkeren. Hij zei me dat de politie niet elke avond kon langskomen en ik dus best bij de schepen terecht kon met mijn vraag.

Ik vroeg het de politicus. Die zei me dat de parkeerdruk in de woonwijken erg hoog was, maar dat ze als stad sterk inzetten op modal shift en ontharden. Hij gebruikte termen als oneigenlijk gebruik van de openbare ruimte en dat hij daar deze legislatuur iets aan ging doen. Het paaltje ging er terugkomen en dus het gras ook. Het verband was mij echter nog niet duidelijk. 

Ik vroeg het dan maar aan de bestuurder van de wagen. Die leek de vraag eerst niet zo goed te begrijpen. Toen zei ik wat de politieagent me gezegd had. Hij vroeg me mij met mijn eigen zaken te bemoeien. Ik probeerde het nog met de woorden van de schepen, maar mijn vraag werd met een tegenvraag beantwoord: “Wilde nen toek op eu toote?”

Ik vroeg het ten einde raad aan de verkeersexpert. Die keek me meewarig aan. “Die paaltjes staan er enkel vanwege de olifant in de kamer.” Hij zag meteen dat ik het niet begreep. “Decennia geleden hebben we de straten ingericht op maat van de auto. We hebben parkeerstroken, fietspaden en trottoirs aangelegd om auto’s en vrachtwagens zo weinig mogelijk in de weg te leggen. Maar hoe meer ruimte we aan de auto gaven, hoe meer ruimte die innam. Op een bepaald ogenblik is daar een kentering in gekomen: we gingen zones 30 en woonerven aanleggen. Dat ging niet zonder slag of stoot: zonder drempels werd nog altijd te snel gereden. Ruimte voor voetgangers, fietsers of groen moest afgeschermd worden van de auto, door paaltjes. Al sinds de Romeinen worden palen gebruikt om grenzen af te bakenen, nu gebruiken we ze om de grenzen voor de auto aan te geven. De auto op de berm is duidelijk een geval van grensoverschrijdend gedrag.”

Serieus nu. Als bezorgde bewoners (en ook veel experten) naar het autoverkeer kijken, zien ze vaak enkel de symptomen: overdreven snelheid, foutparkeren … Ze roepen dan om infrastructurele ingrepen (drempels, paaltjes) of handhaving (controles, ISA). Gemakshalve gaan we voorbij aan de mens in de auto, die het niet zo erg vindt “een beetje” te snel te rijden of “twee minuutjes” op het fietspad te parkeren. Sterker nog: we stemmen onze openbare ruimte af op de automobilist die de regels zal negeren.

Zolang we enkel de symptomen behandelen en ‘kleine’ inbreuken maatschappelijk aanvaardbaar blijven, zullen paaltjes nodig zijn, om de 4 meter. Want zonder paaltjes groeit er geen gras.

 

Deze column verscheen het eerst in De Verkeersspecialist 279 van september 2021.