Bereikbaarheid door het delen van infrastructuur: bouwen voor de vierde dimensie

15.04.2018

In de voorgaande artikels over lokale bereikbaarheid zijn al heel wat elementen aan bod gekomen: afstand (of beter: nabijheid: dimensie 1: lengte) , aanwezigheid verschillende voorzieningen (dimensie 2: breedte) en dichtheid (dimensie 3: hoogte). Vandaag zoeken we de vierde dimensie op: tijd. Heel wat infrastructuur wordt suboptimaal ingezet. Scholen, jeugdinfrastructuur, kerken, parkeerterreinen, bedrijventerreinen, … worden slechts gedurende een beperkte periode van de dag of week gebruikt.

We overlopen drempels en katalysatoren en laten niet na een aantal aanbevelingen te formuleren.

Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen

We gebruiken te veel ruimte en ons ruimtebeslag blijft toenemen. Om tegen 2040 (of liever sneller) een betonstop te realiseren springen we best wat slimmer om met de infrastructuur die we al hebben. Om het ruimtelijk rendement te verhogen verwijst het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen naar vier strategieën die elkaar versterken: intensivering, verweving, hergebruik en tijdelijk ruimtegebruik.

Slim ruimtegebruik

Het gemeenschappelijk gebruik van ruimte, lokalen en infrastructuren is een vorm van verweving volgens het Witboek BRV, maar past ook binnen de principes van intensivering (efficiënter benutten, zoals bijvoorbeeld openstellen van bedrijfsparking in het weekend)en tijdelijk ruimtegebruik (klaslokaal dat opengesteld wordt voor een vereniging). Bij hergebruik moet het een criterium zijn dat de nieuwe infrastructuur kan gedeeld worden en dus optimaal benut.

 

Katalysatoren voor gedeeld ruimtegebruik

In Vlaanderen zijn een aantal demografische evoluties aan de gang die een invloed hebben op hoe we ruimte gaan toebedelen. In eerste plaats denken we dan aan vergrijzing, maar ook vergroening zal een andere allocatie van de ruimte vragen: jonge kinderen vragen andere ruimte-invulling en dat veroorzaakt een golfbeweging: eerst hebben de jongsten nood aan meer naschoolse opvang en als ze ouder worden is er bijkomende nood aan speelplekken en sportinfrastructuur. Multifunctionele en deelbare infrastructuur kan helpen deze demografische golven op te vangen.

Demografische evolutie

De ruimte in de stedelijke centra wordt alsmaar meer schaars. Schaarse ruimte is een belangrijke incentive voor die lokale overheden om zelf infrastructuur te gaan delen of om het delen van infrastructuur aan te moedigen. In de stadsrand en in landelijke gemeenten is het minder evident ‘slim ruimtegebruik’ ingang te laten vinden en blijft het een uitdaging.

Lokale overheden kunnen het delen van infrastructuur aanmoedigen door het geven van subsidies voor het bevorderen van slim ruimtegebruik. De subsidievoorwaarden kunnen daarbij bepaalde doelstellingen naar ruimtegebruik versterken en zijn daarnaast ook een hefboom voor het mobiliseren van andere actoren en het vinden van bijkomende financiële middelen. Zelfs kleine subsidies kunnen zo een groot verschil maken.

Ook het ontwerp van de infrastructuur speelt een belangrijke rol. Dat zal het latere beheer vereenvoudigen, bijvoorbeeld door het voorzien van verschillende ingangen of door rekening te houden met ontwerpeisen van meer dan alleen de hoofdfunctie van de infrastructuur (bijvoorbeeld rekening houden met akoestiek of voldoende elektrische aansluitingen in een sportzaal). Lokale overheden kunnen dit stimuleren door (kleine) afwijkingen van de stedenbouwkundige verordeningen toe te staan in functie van het gedeeld gebruik.

 

Drempels voor gedeeld ruimtegebruik

Er zijn nog steeds een groot aantal drempels die aangepakt moeten worden om het delen van infrastructuur te faciliteren. Er zijn drempels op gebied van wetgeving (bijvoorbeeld op de overheidsopdrachten) en subsidievoorwaarden op bovenlokaal niveau.

Bij elke gedeelde infrastructuur is er een initiatiefnemer nodig, meestal is dat de eigenaar of de politiek verantwoordelijke. Lokale overheden kunnen de initiatiefnemer ondersteunen door een kader uit te werken en eventueel ondersteunende diensten aan te bieden. De nood aan die initiatiefnemer illustreert dat gedeeld gebruik nog geen standaard is. Wanneer de initiatiefnemer verdwijnt, dooft het gedeeld gebruik vaak uit.

Het voornaamste knelpunt vaak het beheer van de infrastructuur te zijn. Eigenaars zijn bezorgd over de veiligheid (inbraken of diefstal door niet correct afsluiten, kopies van sleutels), mogelijke schade, de administratieve opvolging (contracten, beschikbaarheid, …) en wie verantwoordelijk is (bij ongevallen en voor onderhoud). Door het gebruiken van (al dan niet online) databases hebben gebruikers een duidelijk zicht op de beschikbaarheid van de infrastructuur en kan die gemakkelijk gereserveerd worden. Duidelijke overeenkomsten met afspraken rond toezicht, onderhoud en schade kunnen vragen rond het beheer van infrastructuur wegnemen. Dat kan door het aanreiken van modelovereenkomsten en huishoudelijke reglementen. In bepaalde gevallen wordt gewerkt met tussenpersonen (conciërge, zaalverantwoordelijke, …). Lokale overheden kunnen gedeeld gebruik stimuleren door zelf als tussenpersoon op te treden. De eigenaar sluit dan een contract af met de stad, die de infrastructuur mag verhuren aan verenigingen en de huurprijs doorstort. De stad staat dan in voor het toezicht. Zo blijft de inspanning vanwege de eigenaar beperkt.

Een laatste drempel is dat voor verschillend gebruik en verschillende gebruikers andere bouwtechnische vragen en eisen van toepassing zijn. Het is zelfs mogelijk dat deze conflicteren (bijvoorbeeld de inrichting van een fuifzaal komt niet overeen met de inrichting voor de zondagse bingo). Daarnaast geldt er een andere regelgeving voor diverse functies (bijvoorbeeld drempelloze overgangen of veiligheidssassen bij kinderdagverblijven). Normen wijzigen op basis van de bezetting van de zaal: een sportzaal die gebruikt wordt voor culturele activiteiten heeft een hogere maximale bezetting, wat resulteert in bijkomende investeringen in functie van brandveiligheid (bijkomende nooduitgangen, brandveilige elementen, …).

Wie meer wil te weten komen over dit complex maar boeiend thema vindt hieronder een literatuuroverzicht en binnenkort worden 2 studiedagen georganiseerd.

 

Literatuuroverzicht

Ambrassade (2017). Ruimte delen met kinderen en jongeren.

De Verenigde Verenigingen (2015). Delen van schoolinfrastructuur: hoe doe je dat? En waarom niet? Drempels en voorstellen voor het optimaal delen van schoolinfrastructuur.

Claeys, R., De Roey, G. (2014). Slim Verdichten. Onderzoeksrapport. AG Stadsplanning Antwerpen (in opdracht van Kenniscentrum Vlaamse Steden)

IDEA Consult (2012). Aanpasbare, combineerbare en multi-inzetbare infrastructuur in centrumsteden: uitdagingen en knelpunten voor het beleid. Eindrapport (in opdracht van Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Team Stedenbeleid).

 

Studiedagen